Z!

Altijd beleefd blijven

Straatkrant Z! viert dit jaar het twintigjarig jubileum. Voor de speciale jubileumkrant interviewde ik Joop, die jarenlang verkoper was en die nu op de distributie werkt.

Fotografie: Piet Hermans

Schermafbeelding 2015-09-28 om 12.35.54

 

Bijna niemand is al zo lang betrokken bij Z! als Joop. Hij begon als verkoper, en werkt nu al bijna tien jaar op de distributie.

Z! bestond nog maar net toen jij verkoper werd.
‘Ik zag een verkoper – Thea – op het station staan. Ze was die dingen aan het verkopen. Dus ik zeg: wat ben jij nou aan het doen? Ik ben meteen naar het kantoor gegaan en diezelfde middag kon ik aan de slag.’

Is het iets dat je moet leren, het verkoperschap?
‘Je moet eraan wennen. Als je de eerste dagen niet veel verkoopt, ga je aan jezelf twijfelen. Gelukkig ben ik een volhouder. Het was trouwens ook bittere noodzaak voor mij. Ik had niks meer, en als ik geld had kon ik weer eten kopen.’

Welke kwaliteiten heeft een goede verkoper?
‘Je moet kunnen improviseren, luisteren, altijd beleefd blijven. Je moet inzicht krijgen: vandaag wordt het hier niks, kijken of ik ergens anders wat kan verdienen. Als het regent ga je een plek zoeken waar je een afdakje hebt. Niet bedelen en zielig doen of je binnen mag staan.’

Je moet een beetje hard zijn?
‘Ja, maar het heeft ook te maken met omzet: als je warm en droog staat, verkoop je geen krantjes. “Sta je in de kou? Nou, geef me maar een krantje, hoor!” Zo werkt het. En dat geeft jou de gelegenheid om uit te leggen wat je aan het doen bent.’

Hoe vaak heb je zelf in de Z! gestaan?
‘Ik weet het niet eens meer. Vroeger heel veel, omdat ik voorzitter was van Belangen Amsterdamse dak- en thuislozen. Dat hebben we hier opgericht, en daardoor was ik veel in de media. Er waren toen ook meer misstanden. Maar ik vond dat ik te beroemd werd. Ik werd overal weggezet met “daar heb je die zeur weer”, want ik ben het heel vaak niet eens met dingen. Maar ik weet waar ik het over heb. Ik heb zelf acht jaar op straat geleefd.’

Mag ik vragen hoe het kwam dat je dakloos raakte?
‘Nee. Dat is alleen voor mij belangrijk. Als dakloze word je altijd afgerekend op je verleden, nooit op je toekomst. Belangrijker is hoe je er weer uitkomt.’

Hoe heeft Z! jou daarbij geholpen?
‘Het heeft me onafhankelijk gemaakt. Ik hoefde niet te bedelen om een boterham in de opvang. Ik dacht eerst dat ik er zelf wel uit zou komen, maar als je dat denkt, loop je echt met je hoofd tegen een muur. Je hebt hulp nodig. Met het stempel van dakloosheid op je hoofd kom je zelf nooit aan een woning.’

Hoe heb je het uiteindelijk aangepakt?
‘Ik ben ja en amen gaan zeggen. “Ja, mevrouw”, “is goed, mevrouw”. Ik werd wat ouder en ik wilde niet tot op hoge leeftijd zo blijven leven. Ik heb door de zure appel heen gebeten. Toen had ik binnen een half jaar een nieuwe woning, maar dat kan ook aan mijn lieve gezicht hebben gelegen.’

Hoe was het om weer een eigen huis te hebben?
‘Moeilijk. Wonen moet je weer leren. Ik heb een dikke maand op een matras op de grond geslapen. Ik kon niet slapen in een bed. Je gaat ook allemaal dingen kopen waarvan je denkt dat je ze nodig hebt. Eind van de maand denk je dan: wacht even, ik doe iets verkeerd. Het ergste zijn de kleine aankopen: lepeltjes, handdoeken… je hebt helemaal niets.’

Toen ben je na 8 jaar gestopt bij Z!.
‘Eerst vond ik het jammer. Niet om het geld – dat is niet het belangrijkste van die krant. Het houdt je bezig, je hoort weer bij de maatschappij, je krijgt weer een sociaal leven.’

En je klantenkring…
‘…die verlies je meteen. Ik was bekend, maar ik hield het contact af. Als je met iemand ruzie krijgt, kan dat anders je hele markt verpesten. Mensen bieden je soms een slaapplaats aan, of ze nodigen je uit om te komen eten. Maar ik ben er nooit op ingegaan. Werk en privé moet je gescheiden houden.’

Had je veel contact met collega-verkopers?
‘Er is een stelregel onder daklozen: je hebt bekenden, maar geen vrienden. Dat kun je je niet permitteren. Als je vriend terugvalt, trekt hij jou mee. Je bouwt daarom een muurtje om jezelf heen. Waar je ook komt, wat je ook doet, je moet jezelf zien te redden.’

Uiteindelijk kwam je terug, als vrijwilliger.
‘In 2006 gingen mijn nieren naar de klote. Toen heb ik een jaar in een rusthuis gezeten en ik heb een transplantatie gehad. En nog ben ik hier. Ik leef in geleende tijd, zeg ik altijd. Toen ik uit de revalidatie kwam, ben ik meteen weer naar Z! gekomen om vrijwilliger te zijn op de distributie. Ik wil mijn connectie met de doelgroep – o, wat heb ik een hekel aan dat woord – in stand houden. Daar haal ik mijn informatie vandaan over wat er speelt in het wereldje, en zo kan ik verkopers weer helpen. En ik doe het ook een beetje voor mezelf, want ik heb zo ook iets te doen.’