Z!

Dokter voor onverzekerden

Dokter Co (75) voert al zijn hele leven actie. Hij helpt daklozen, illegalen en andere onverzekerden, en gaf de aanzet voor het protest in de Vluchtkerk. ‘We stonden erbij en keken ernaar.’

Dit artikel werd eerder gepubliceerd in Z!, de Amsterdamse straatkrant. 

‘Als je één mens redt, red je de hele wereld. Zeggen ze.’ Co van Melle (75) staart uit het raam. Buiten schijnt de zon. Hij knijpt met zijn ogen. ‘Ik heb nog een slaapplek in mijn berghok, maar dat is natuurlijk ook niet alles. Soms belt er ’s avonds ineens iemand aan. Meestal iemand die helemaal niks meer heeft, weet je wel? En dan denk ik wel eens: nou ja, doe maar’. Hij fronst. ‘Laatst heb ik nog eens iemand meegenomen die een behandeling bij de tandarts had gehad. Ik vond dat hij daar even rustig van moest afkoelen. Maar als je er één mee naar huis neemt, is het alweer bijna genoeg’.

Co van Melle staat bekend als ‘dokter Co’: de dokter die onverzekerden behandelt en die al zijn hele leven actie voert tegen onrecht. Hoewel hij de pensioengerechtigde leeftijd al ruim gepasseerd is, houdt hij nog twee keer per week spreekuur voor daklozen en illegalen. Hij is ook vanaf het allereerste begin betrokken geweest bij de asielzoekers die nu in de Vluchtkerk bivakkeren. ‘De vreemdeling’, zegt hij als hij zijn blik van het raam wendt. ‘Dat vind ik toch een moeilijk thema. Het slaat vaak op jezelf terug. Zoiets als de Vluchtkerk is ook een beetje een vlucht voor dingen die je niet van jezelf wil weten. Bijvoorbeeld: ben ik wel gastvrij genoeg?’

Als het over vreemdelingen gaat, gaat het bij Co van Melle over gastvrijheid. Maar ook het woord ‘vrijheid’ komt steeds weer voorbij. Het gaat over vrijheid als hij over zijn familie vertelt, over hoe hij zijn dochter die zich tot de Islam heeft bekeerd vrij laat in haar keuzes, en over hoe hij zijn elfjarige zoon (met het hoogste ‘cito-scoortje’ van de school) vrij laat op internet. Het gaat ook over vrijheid als hij vertelt over het werk dat hij vroeger heeft gedaan, toen hij als bedrijfsarts illegale Spanjaarden behandelde, en toen hij later als arts in een verpleeghuis werkte en één van de bewoners een vakantie naar Italië aanbood.

‘Die man zat op de gesloten afdeling, maar die was eigenlijk nog heel slim. Hij zat opgesloten omdat hij agressief werd van de verpleging. Helaas kwam hij vrij snel al weer terug uit Italië. Hij was daar gevallen, moest naar het ziekenhuis en was weer agressief geworden. Maar hij had een paar prachtige dagen gehad’. Co glundert als hij het vertelt, al zou dat incident er best eens aan bijgedragen kunnen hebben dat hij zijn baan in het verpleeghuis verloor.

In 1989 kwam Co zelf met de beknotting van vrijheid in aanraking, toen hij een gevangenisstraf kreeg opgelegd. Hij had oude vliegtuigen van de luchtmacht beschadigd. ‘Daarna kwam ik nergens meer aan de bak. Later heb ik toen via het collectief De Witte Jas mijn vak weer opgepakt. Ach ja, ik heb een heleboel gedaan in mijn leven. Dat met die Spanjaarden was bijvoorbeeld maar even een flitsje’.

Nu werkt dokter Co al jaren op de grens van wat er mag binnen het Nederlandse zorgstelsel. Hij behandelt degenen die geen papieren hebben en die door reguliere huisartsen vaak worden weggestuurd. Twee ziekenhuizen, het OLVG en het AMC, willen de onverzekerden die hij doorstuurt wel behandelen, maar die geven geen terugkoppeling. Het College voor Zorgverzekeringen heeft een potje waaruit medicijnen voor onverzekerden worden betaald, waar een paar apotheken in de stad aan meewerken. De GGD houdt goed in de gaten wat dokter Co doet.

‘Ik heb al twee keer bij de GGD moeten vertellen over mijn voorschrijfgedrag. Veel mensen die bij mij komen, hebben slaapproblemen of zijn in de gevangenis gewend geraakt aan kalmeringsmiddelen. Die moet ik dan even doorverstrekken, want daar kun je niet zomaar mee stoppen. Maar je moet er wel heel secuur mee omgaan. Ik moet me steeds afvragen: is het niet een dealer die hier voor me zit? Eén tablet valium doet soms een euro’.

 

In september 2012 werkte Co in een fietsenwerkplaats bij de protestantse diaconie. ’s Avonds op straat zag hij een asielzoeker uit Eritrea onder een paraplu zitten: Tulu. ‘Die deed eigenlijk een beroep op mij’. Hij liet hem samen met een tweede Eritrese asielzoeker, Reda, in de werkplaats overnachten. ‘De nacht erna waren ze met z’n vieren. Toen zag ik dat de diaconie een partytent weggooide, en toen dacht ik: hé!’. Hij grinnikt zachtjes om de ironie: verregende illegalen van de straat halen en opvangen in een partytent. Iedere dag kwamen er meer asielzoekers bij, en uiteindelijk zette de diakonie een legertent neer in de tuin.

Dokter Co praat bedachtzaam. Hij laat lange pauzes vallen tussen zijn zinnen, denkt na voordat hij antwoordt, en weegt zijn woorden. Niet om de dingen te verhullen, maar om zo nauwkeurig mogelijk te beschrijven waar het op neerkomt. En zoals hij spreekt, schrijft hij ook. Hij rommelt in zijn tas en pakt zijn dagboek erbij, een zwaar boek vol krantenknipsels en flyers, waarin hij heeft beschreven hoe het protest van die eerste twee asielzoekers zich ontwikkelde. De groep in de tuin van de diakonie groeide, verhuisde naar de Notweg in Osdorp en uiteindelijk naar de Vluchtkerk. Co bladert wat door het dagboek en leest dan voor:

 

17 september

Het is maandag en het is nog steeds mooi weer in de Wereldtuin. De legertent staat er nog – één week oud – en de mannen zijn er ook nog, inclusief één vrouw. Vandaag was het de dag van justitie. […] Iedereen moest met de billen bloot. Tulu moest zich zelfs helemaal uitkleden. Een litteken op zijn been moest hem de procedure in helpen? Stempels van een sjeik lijken nu te verdampen in de rook van de illusies.

 

Hij kijkt op, pakt een artikel uit Trouw dat hij tussen de bladzijden had gevouwen en wijst op een stuk tekst dat hij met een gele stift heeft gemarkeerd. ‘Hier gaat het mij om: het is onterecht dat stichtingen en organisaties problemen moeten oplossen die door de overheid zijn ontstaan. Deze mensen zijn uitgeprocedeerd maar kunnen nergens heen. Ik heb toen een klein actietje opgezet om de gemeente te vragen in de basisbehoeften van ieder mens te voorzien: bed, bad en brood. Ik heb de klok geluid, maar ik weet niet waar de klepel hangt. Ik heb dit hele protest in gang gezet, maar het is niet míjn actie. Het is de actie van Tulu. Die zat daar in de regen, die heeft mij een vraag gesteld en daar heb ik een antwoord op gegeven’.

Hij bladert door naar november, naar de dag van de ontruiming van het tentenkamp aan de Notweg, waar dan inmiddels meer dan honderd asielzoekers zitten.

 

28 november

We hebben er gestaan. De Hollanders voor de poort, de asielzoekers op het terrein erachter. En we waren met velen. We lieten ons inhaken en losscheuren, maar niet nadat er door paarden op ons ingebeukt werd en we één voor één werden weggerukt. We werden niet gearresteerd. Dat leek wel te gebeuren met de kampbewoners. Zij werden gefouilleerd, gefotografeerd en vervolgens met pak en zak in een witte bus geladen. En wij stonden erbij en keken ernaar.

 

Hij kijkt weer even op en zegt met een ernstige blik: ‘Ja, dat beeld. Dat onthou je gewoon. Ze stonden in een lange rij met al die koffers en tassen, en zijn toen zo weggewerkt. Ik vond dat een triest gezicht. We hebben nog gezwaaid’. Hij is even stil en kijkt uit het raam. ‘Ik ben van voor de oorlog. Mijn vader was ook arts en hij verborg Joden in zijn ziekenhuis. Ze hadden zogenaamd tuberculose, want daar waren de Duitsers bang voor. Ik heb meegemaakt dat de Joden van hun bed werden gelicht en met een koetsje met paarden ervoor weg werden gevoerd. Als ik iets over de oorlog zie of hoor, dan treft me dat nog’. Hij leest hardop verder:

 

 ‘Asielzoekers zijn net mensen, deporteer ze niet’, had iemand op haar buik geschreven. Maar ze werden in mijn ogen wel degelijk gedeporteerd, en de lange rij met koffers en al deed me erg denken aan de Tweede Wereldoorlog. Maar wat ging er nu gebeuren? We wachtten af. […]Dit was het einde van de Notweg, maar niet van de levende have die nu op weg was naar? Niemand wist het.

 

‘Nou ja’, zegt hij dan, en klapt het boek dicht. ‘Toen ben ik ’s avonds op mijn fietsje vanuit Amsterdam Noord naar de Bijlmer gereden, en daar vond ik ze. Als Jozef en Maria in dekens gehuld, maar dan in een bushokje’. Vlak daarna werd de St. Josephkerk gekraakt en verhuisden 129 asielzoekers naar het gebouw dat nu bekend staat als Vluchtkerk. Wat begon als het protest van één man, was inmiddels uitgegroeid tot een schreeuw om aandacht die de landelijke media haalde. ‘Het is een beetje uit de hand gelopen’, zegt Co met een klein lachje.

Co omschrijft zichzelf als een eenling, al is het eigenlijk niet zijn bedoeling om alleen te zijn. ‘Ik heb weinig vrienden, maar ik ben altijd heel blij als iemand mij helpt. Om actie te voeren moet je bij elkaar zijn. Eigenlijk ben ik ook een beetje een meeloper hoor, niet echt een leiderfiguur. Als er een actie is dan doe ik graag mee, maar om nou zelf iets te bedenken…nou, behalve die ene bed, bad, brood-actie dan!’

Nu de lente is aangebroken gaat het beter met de gezondheid van de asielzoekers in de kerk. Toch komt dokter Co er nog heel regelmatig. Hij stelt mensen gerust, zorgt voor lichte pijnstillers, en repareert er nu ook fietsen, samen met de bewoners. Nog steeds stelt hij zichzelf vragen bij wat hij daar doet. ‘Je hebt daar het gevoel dat je iets doet, maar het is de vraag of de mensen er nou zelf iets mee opgeschoten zijn. In materiële zin wel in ieder geval, want ze hebben hier onderdak, voedsel en aandacht. Maar veel van hen denken nog dat ze een verblijfsvergunning krijgen als ze maar lang genoeg wachten. Ze hebben erg veel vertrouwen, maar ik zie het niet gebeuren’.

Het is tijd om op te stappen. Co heeft straks nog een patiënt die net voor de 21ste keer uit de gevangenis komt. ‘Ik krijg door mijn werk wel een hoop ellende te zien. Gelukkig heb ik verder een heerlijk leven. Ik heb een gezin dat aandacht vergt en ik maak veel muziek. Ik word regelmatig opgeroepen om orgel te spelen bij een kerkdienst, ik speel piano en ik begeleid een kinderkoor in de Bijlmer. Daar haal ik mijn inspiratie vandaan. Zo zorg ik dat ik als dokter niet ten onder ga aan die vreselijke verhalen die ik soms moet horen’. Hij denkt even na en zegt dan: “Als ik nog eens een carrièreswitch zou doen, zou ik pianostemmer worden. Volgens mij heb ik een absoluut gehoor”.