Sinds vorig jaar krijgen daklozen die nergens terechtkunnen gedurende de hele winter opvang van de gemeente Amsterdam. Z!-verkoper Christos regelt het liefst zelf een plek.
Fotografie: Piet Hermans
Gisteravond stormde het. Waar sliep jij toen?
‘Ik had een plek. Binnen.’
Vanaf 1 december kun je weer in de permanente winteropvang terecht.
‘O ja? Ik weet nog niet of ik daarheen ga. Als het echt nodig is, zal ik wel gaan.’
Ben je vorig jaar in de winteropvang geweest?
‘Nee. Ik vind het te druk. Er komen veel mensen. Ik hou niet van herrie, meer van rust. Een keer zijn in de gewone opvang mijn schoenen gestolen. De volgende dag kon ik niet naar buiten, moest ik eerst schoenen vinden.’
Waar slaap je dan als het koud is?
‘Toen ik 2,5 jaar geleden naar Nederland kwam, sliep ik een jaar lang op een boot op de Admiralengracht. Ik kende iemand die dat ook deed. Maar de eigenaar heeft de boot verplaatst. Inmiddels heb ik veel mensen leren kennen doordat ik Z! verkoop en nu kan ik heel vaak wel iets regelen.’
Wat regel je dan?
‘Ik ontmoet mensen bij mijn standplaats in Bos en Lommer. Ik heb vrienden nu. Af en toe mag ik bij iemand slapen, dan blijf ik een paar dagen en dan neem ik ook wat geld of eten mee. Vaak bij arme mensen die anderen willen helpen. Soms is dat ook wel een beetje veel, hoor. Dan willen ze de hele nacht praten terwijl ik eigenlijk wil slapen. Ik ga ook wel eens naar Amoc (opvang voor EU-inwoners die in Nederland weinig rechten hebben – bk). En heel af en toe, als ik geld heb, ga ik naar een hostel. Daar zijn een paar bedden die tien euro per nacht kosten met ontbijt. Maar ik kom er niet vaak. Het is vaak vol, en voor dat geld moet je echt veel kranten verkopen en heel veel uren maken. Als ik geen geld heb slaap ik buiten.’
Is het moeilijk om genoeg geld te verdienen?
‘Het helpt dat ik nu vaste klanten heb. Als straatkrantverkoper moet je geduldig zijn. Sommige mensen denken dat je vanaf dag één geld kunt verdienen met de krant. Zo gaat het niet. Je moet veel uren maken op een dag, lang staan, contact leggen. Zo simpel is het. De mensen die ik heb leren kennen helpen me nu.’
Waarmee helpen ze?
‘Ze kopen medicijnen als ik die nodig heb. Of ze geven me wat geld zodat ik een kamertje kan boeken voor de nacht. Ze kennen mijn naam en ik ken hun naam. Ik praat met ze. De mensen uit Bos en Lommer zijn heel aardig.’
Op wat voor manier?
‘Het zijn working class people, geen rijke mensen. Daar hou ik van. Simpele mensen. Mensen met een laag salaris kopen vaker het blad en dan geven ze soms zelfs nog wat geld erbij, terwijl ze niet veel hebben. Als je zelf niet hebt meegemaakt hoe het is om arm te zijn, realiseer je je niet hoe de ander lijdt. Je kunt het je niet voorstellen. Zo is het echt.’
Is het in de winter moeilijker om dakloos te zijn?
‘Je moet eraan wennen. De winter is hier heel anders dan in Griekenland, waar ik vandaan kom. Daar heb ik wel eens temperaturen ver onder nul meegemaakt, maar dat is een ander soort kou. Droge kou. Als het hier min vijf is en het waait, dan voelt het al als min 25. Is het hier wel eens echt min twintig?’
Bijna nooit.
‘In Griekenland ook niet vaak, hoor. Maar als het heel hard vriest, bevriest je gezicht al als je een minuutje buiten bent. Dat valt hier mee.’
Verkoop je in deze tijd van het jaar meer of minder kranten?
‘Iets meer. In de eerste week van een nieuwe editie gaat het altijd wel goed, daarna wordt het minder. Dan hebben mijn vaste klanten de krant al. Ik heb een paar mensen die twee of drie keer dezelfde krant van me kopen. Ze doen net alsof ze hem nog niet hebben. Aan het begin zei ik: “Jij hebt hem al.” Maar dan zeiden zij: “Helemaal niet!” Eerst begreep ik dat niet, ik dacht dat ze dom waren. Maar ze doen het voor mij. Ze willen me helpen, daarom doen ze net alsof.’