Mensen met een Dublinclaim hebben één mogelijkheid om toch in Nederland te kunnen blijven: anderhalf jaar ‘onderduiken’ en daarna alsnog asiel aanvragen. Hun helpers blijven het liefst in de luwte.
Op een dag in augustus 2018 verdwijnen Amanuel en Saba uit de statistieken. De twee jonge Eritreeërs lopen met hun baby en hun bezittingen het asielzoekerscentrum in Nijmegen uit, op weg naar het station. In de Nederlandse asielcijfers zijn ze vanaf nu terug te vinden onder het kopje ‘met onbekende bestemming vertrokken’.
In november 2017 stak het stel de Middellandse Zee over, ‘op een plastic boot’. Als Amanuel erover praat, huivert hij: ‘Terrible.’ Van Libië naar Italië ging de overtocht en Saba was hoogzwanger. Twee dagen na aankomst werd hun zoontje geboren. Het was winter en onder de brug in Ventimiglia, waar ze met hun pasgeboren kindje sliepen, was het koud. Ze besloten verder te reizen, op zoek naar een betere plek. Via Frankrijk en België kwamen ze uiteindelijk in Nederland.
Amanuel is op dat moment al vijf jaar weg uit Eritrea en hoopt dat de vlucht nu eindelijk voorbij is. Maar al snel krijgen ze slecht nieuws. Omdat ze in Italië Europa binnenkwamen en daar ook geregistreerd zijn kunnen ze volgens de Dublinverordening in Nederland geen asiel aanvragen. Binnenkort worden ze uitgezet en teruggestuurd naar Italië. Maar daar gaan ze niet op wachten.
De jonge Eritreeërs hebben al van alles geprobeerd. Ze hebben Nijmeegse hulporganisaties geraadpleegd. Ze zijn in Utrecht geweest om te zien of iemand nog iets voor hen kon doen. En nu gaan ze naar Amsterdam. Ze hebben een lijst met adressen van opvangorganisaties bij zich die hen misschien wel kunnen helpen. Maar de eerste locatie is gesloten, bij de tweede zijn ‘Dubliners’ niet welkom en een derde heeft geen plek voor gezinnen. ’s Nachts gaan ze terug naar het Centraal Station. Er is geen melk meer. Het kindje heeft koorts en huilt van de honger. Saba is opnieuw zwanger. Ze eet niet goed en is uitgeput.
Lees verder op de website van De Groene Amsterdammer.