Veel jongeren vinden maar geen eigen huis. Er hoeft maar iets te gebeuren, en ze staan op straat. De 24-jarige Kenny is al meer dan zes jaar op zoek naar een eigen plek. ‘Ik vind het vooral irritant om geen adres te hebben.’
Kenny (24) is net terug aan land. Hij werkt als matroos en is vaak een week, soms twee weken achter elkaar van huis. Of beter gezegd: weg. Want hoewel hij al jaren op zoek is naar een woning, en iedere week reageert op appartementen op Woningnet, is hij officieel ‘thuisloos’. Hij vertelt op zachte toon, soms cynisch maar ook vol droge humor, over zijn zoektocht. ‘Het maakt mij niet eens zoveel uit waar ik woon, als het maar een huis is.’
Waar zitten we nu?
Kenny: ‘Dit is haar huis.’
Hij knikt naar zijn vriendin Suzanne, die in een hoek van de bank zit. Ze is net als hij volledig in het zwart gekleed en ze probeert de speelse katten Doerak en Dommel in bedwang te houden. ‘Ik mag in mijn handjes knijpen met deze woning’, zegt Suzanne. Ze studeert Maatschappelijke Zorg aan het ROC en kreeg een campuscontract: zolang ze studeert mag ze hier wonen, in een studio aan de Ring A10. De eenkamerwoning is behoorlijk vol, met spullen van twee volwassenen en twee katten. In het midden van de kamer staat een bank op de zijkant, als speelplaats voor de katten. In de laminaatvloer mist een plank. Door de brede kier komt een stuk felgroene ondervloer naar boven. Ze steken een sigaret op en schuiven de grote pot tabak weg onder een wankel bijzettafeltje. ‘Het is natuurlijk heel fijn dat zij dit huisje heeft’, zegt Kenny. ‘Alleen heel irritant dat ik me hier niet mag inschrijven.’
Wat is daar irritant aan?
Kenny: ‘Ik heb daardoor geen adres, dat is het probleem. Daardoor is mijn zorgverzekering bijvoorbeeld stopgezet. Ze zeggen dat ze me geen rekeningen kunnen sturen. Mijn baas zei laatst ook: eigenlijk moet ik wel een adres van je hebben, anders krijg ik gezeur met de Belastingdienst. Ik ben net weer bij het dak- en thuislozenloket in de Jan van Galenstraat geweest om een nieuw postadres aan te vragen. Als dat geregeld is, kan ik weer een verzekering aanvragen. Dit soort dingen zijn allemaal heel vervelend. Ik probeer mijn leven te beteren, krijg ik dit aan mijn hoofd.’
Hoe ben je in deze situatie terechtgekomen?
Kenny: ‘Eigenlijk is het op mijn dertiende al begonnen, toen ik uit huis werd geplaatst. Ik kwam op de open afdeling van Harreveld terecht, daar plaatsen ze jongeren waar ze niet echt raad mee weten. Ik had het idee dat ze me zo snel mogelijk op een andere plek wilden hebben. Ze hebben me toen getest en daar kwam uit dat ik autistisch was en een heel laag IQ had. Ik liet het maar toe, want ik had gewoon een woonplek nodig. Toen ben ik in een woongroep bij jeugdzorginstelling Lijn5 geplaatst. Ik ging naar een ZMOK-school.’
Suzanne: ‘Een wat?’
Kenny: ‘Een school waar ik niet thuishoorde. Ik kreeg al snel problemen op school, omdat ik lag te slapen of helemaal niet kwam opdagen. Uiteindelijk ben ik toen vrijgesteld omdat ze erachter kwamen dat het niet aan mij lag maar aan dat die school gewoon te makkelijk voor me was. Toen ik 18 werd, moest ik over naar begeleid wonen, en toen had Cordaan een plekje voor me. Het ging steeds slechter. Ik kon geen werk vinden, geen huis, geen opleiding, helemaal niks. Van de gemeente krijg je een uitkering van 200 euro. Nou ja, daar kan je dus je zorgverzekering van betalen. Ik raakte depressief. Ik wilde ook weleens weten hoe het nou kwam dat het voelde alsof ik daar niet hoorde. Toen hebben ze een nieuwe test gedaan waaruit bleek dat ik heel normaal ben. Ik ben geen debiel. Dus. Toen kon ik niet meer in dat project blijven, en stond ik op straat.’
Je hebt al een hele zoektocht naar een eigen plek achter de rug.
Kenny: ‘Ik heb er zelf niet voor gekozen dat dit pad zo liep. Ze hadden er op z’n minst voor kunnen zorgen dat ik een vervolgplek had, of voorrang bij Woningnet of zo. Maar zo is het niet gegaan. Toen had ik zoiets van: ik kan bij de pakken neerzitten, maar ik ga zorgen dat ik in ieder geval iets doe. Ik ben druk bezig mijn schulden af te betalen. Ik heb werk gevonden als matroos en ik heb een goed salaris, gewoon minimumloon. Volgens mij is mijn schuld nu minder dan 3000 euro. Maar er is gewoon zo’n groot woningentekort. Ik kan niet verder.’
Suzanne: ‘Stel dat hij mij niet had gehad, dan had hij wel genoeg vrienden gehad waar hij kon blijven slapen, hoor. Maar dat is natuurlijk ook niet ideaal.’
Kenny: ‘Bij mijn ouders kan ik helaas niet terecht. En ik wil mijn vrienden ook niet tot last zijn.’
Heb je weleens een beroep op vrienden moeten doen?
Kenny: ‘Ja, ik heb een aantal maanden bij een vriendin van me gewoond. In Zuidoost. Zij vond het niet heel erg, maar je merkt toch wel dat je eigenlijk een blok aan iemands been bent. Want ja, mensen hebben geen privacy meer. Het is nogal wat om mensen in je huis te hebben. Vooral iemand zoals ik.’ Hij grinnikt.
Wat ben je dan voor iemand?
Kenny: ‘Ik ben metalhead. Dus, ja. Ik vind ook: als je speakers hebt staan, moet je ze gebruiken.’
Suzanne lacht: ‘Anders drogen ze uit.’
Kenny vaart op een chemietanker. Het schip vervoert grondstoffen waarvan bijvoorbeeld plastic gemaakt wordt, maar ook brandstof en dierlijk vet. Hij is verantwoordelijk voor onderhoud van het schip, hij zorgt ervoor dat de motor goed blijft draaien, en als er een sluis aankomt hangt hij houtjes langs de zijkanten van het schip om te zorgen dat het de kant niet raakt. ‘Ach ja’, zegt hij. ‘Ik ben niet de beste matroos, hoor. Ik heb een verkorte opleiding gedaan van drie maanden, en de rest leer ik door ervaring. Maar ik heb in ieder geval de basis. En ik werk hard. Van 07:00 tot 17:00 meestal, en dan sta ik in de avonduren nog standby.’ Kenny vaart met het schip mee door Nederland, België en Duitsland. Soms werkt hij overdag, soms ’s nachts. Hij is een week weg, soms twee.
Vertel eens wat je doet om een woning te vinden?
Kenny: ‘Ik kan niks anders dan op woningnet zoeken. Ik reageer al twee jaar lang elke week, maar 9 van de 10 keer sta ik op de 1600ste plek. Laatst een keer op de zevende plek. Maar ja, dat is niet eerste. Ik ben nog nooit uitgenodigd voor een bezichtiging. Soms is het ook lastig omdat ik zulke lange werkdagen maak, dan kan ik niet bellen. Ach ja, joh. Uiteindelijk zal het wel een keertje goed gaan.’
Hoe ziet je droomhuis eruit?
Kenny: ‘Nou, liefst staat het wel in Amsterdam, maar erbuiten mag ook wel. Ik heb niet echt een ideaal huis. Zolang ik maar een plek heb waar ik kan wonen. Verder kun je het altijd wel aanpassen op hoe jij het wil. Het maakt me eigenlijk niet eens zo veel uit. Zolang het maar een huis is. In het begeleidwonenproject had ik een containerwoning, tussen de studenten op de Wenckebachweg. Het was niet groot, maar…’
Suzanne: ‘Eigenlijk prima.’
Kenny: ‘Het was een huis! Daar stonden duizend woningen. Ja, die containers moesten een keer uit elkaar, het was vies, er liepen ratten, soms hing er zo’n geur alsof er een lijk lag te rotten. Maar hád ze nou gewoon gerenoveerd. Daar konden zo veel mensen wonen. Kijk wat ze er nu bouwen: hele dure villa’s. Als de maatschappij nou eens niet om geld zou draaien…’
Naast de bank begint een van de katten met een stuk plastic te stoeien. ‘Ze zijn 8 maanden nu’, vertelt Suzanne. Doerak en Dommel vrolijkten de boel wat op in de somberste coronamaanden. Voor Kenny ging een deel van het leven door zoals het altijd al was, want hij heeft een vitaal beroep. Suzanne volgde haar hele studie vanuit huis, via de laptop. ‘Voor mij was deze tijd echt superkut. Ik ben een mensenmens, en zonder sociale contacten ga ik me heel eenzaam voelen. Corona heeft me echt genekt. Mijn motivatie voor school zakte tot onder de grond. Al mijn klasgenoten zaten er doorheen en ik liet me daarin meesleuren. Ik kon geen stage vinden, ik was bang dat mijn ouders ziek zouden worden, en er was gewoon nooit meer iets leuks te doen. We zitten alleen maar binnen in dit studiootje, op elkaars lip, en we hebben geen plek om los van elkaar even tot rust te komen. Je kan alleen naar de badkamer.’
Suzanne zucht. ‘Ik heb door corona mijn hele opleiding opgefockt. Ik word uitgeschreven omdat mijn mentale situatie “niet optimaal” is en ze denken dat ik niet in staat ben de opleiding af te maken.’ Dat kan een probleem worden, omdat haar woning aan de studie verbonden is. ‘Als ik in juni sta ingeschreven bij een andere studie, ben ik safe. Anders kom ik toch weer in onzeker vaarwater terecht.’ Ze kijken elkaar aan en grinniken om de woordspeling.
Kenny: ‘Zij kan uiteindelijk nog bij haar vader terecht. Ik moet dan weer naar vrienden. Ik heb altijd een beetje de mentaliteit gehad van: ik zie het wel. Ik kan wel gaan nadenken over de toekomst, maar het loopt toch anders. Ik hoop natuurlijk zo snel mogelijk een woning te hebben, maar die hoop begin ik wel op te geven. Het is gewoon te lastig. We proberen er het beste van te maken, dat is het enige dat we kunnen doen, en hopen dat het uiteindelijk goed komt.’
Dit artikel verscheen in Z! nummer 7, 2021. Fotografie is van Piet Hermans.