Z!

De dakloze plant

Met haar Plantenasiel zorgt Rachelle Klaassen ervoor dat planten die niet meer thuis kunnen blijven een nieuw onderkomen vinden. ‘Hoe deze nou zo vreemd heeft kunnen groeien, dat snap ik ook niet.’

Dit interview verscheen eerder in Z!, de Amsterdamse daklozenkrant. Foto: Rachelle Klaassen.

plantenasiel

Het begon met een palm waarvan de bladeren boven een vuilniscontainer uit staken. Een afgedankte kamerplant, nog helemaal gezond en mooi, en zomaar aan de straat gezet. Rachelle Klaassen fietste erlangs, keerde om, haalde de plant uit de afvalbak en nam hem in het mandje voorop haar fiets mee naar huis. ‘Een supergezonde palm! Ik dacht echt: waarom gooit iemand deze weg?’ En toen was het idee voor het Plantenasiel geboren. Als Rachelle een kamerplant op de stoep of bij het vuilnis zag staan, nam ze hem mee naar huis, probeerde ze de plant weer op te lappen en er een nieuw thuis voor te vinden.

Het duurde niet lang of mensen begonnen het Plantenasiel ook te bellen. Of ze hun plant misschien mochten komen brengen? Binnen de kortste keren stond Rachelles huis helemaal vol met planten. ‘Afgelopen zomer had ik honderd planten. De hele vloer stond vol, en dat was niet handig, want als ik bij de achterste plant moest komen, moest ik overal tussendoor. Op een gegeven moment bedacht ik dat ik er niet altijd zelf tussen hoef te zitten. Mensen vinden het heel leuk om bij elkaar planten op te gaan halen, en ik vind het leuk dat zij dan ook dat avontuur beleven. Dus nu heb ik thuis vooral nog mijn eigen planten.’

Die eigen planten staan verspreid over de woonkamer van Rachelles nieuwe huis. In een klein potje ligt één piepklein blaadje op de aarde. Een stekje van een vetplant. Op een kastje staat een cactus met twee lange armen die met een touwtje zijn opgebonden, als een drenkeling die om hulp zwaait. Op een krukje bij het raam staat een grotere plant, met een vierhoekige stengel en dik blad. ‘Die heb ik geadopteerd van een mevrouw uit Rotterdam,’ vertelt ze. ‘Als hij groeit, spuugt hij zaadjes uit. Na een tijdje groeit er dan in een ander potje ineens weer zo’n plantje. Zo mooi! Het schijnt dat ze echt hard schieten. Dat je de zaadjes door de kamer kunt horen knetteren.’

Cactussen
Het eerste telefoontje voor het Plantenasiel kwam van een meisje wiens oma was overleden. ‘Zij zat nu met heel veel vreemde cactussen, en ze wist echt niet wat ze ermee aan moest. Ze verontschuldigde zich helemaal: als je het niet wil is het ook goed. Of misschien één of twee? Maar ik dacht: dit is zó vet! Hoe kom je anders aan zulke oude cactussen?’

‘Het waren er een stuk of vijftien. Sommige hadden van die lange armen, waarvan dan het eerste stuk al grijs en dood was, maar waar nog een groen puntje aan zat. Er waren er ook bij die heel stekelig waren, met van die oude aarde in hun pot. Het was wel vies, maar ook heel mooi. Er zijn planten die je bijna kunt zien groeien. Dan komt er een knopje aan, dan een blad. Maar bij cactussen lijkt het of ze stilstaan. Tussen zo’n dood stukje en het groene puntje kan wel twintig jaar zitten. Het zijn stille planten.’

De cactussen waren een uitdaging. Want hoe merk je aan een stille plant of die zich beter of minder goed voelt? Bijna verontschuldigend zegt Rachelle: ‘Soms wist ik het echt niet. Ik wist niet waar ze wilden staan. Sommige hadden misschien wel vijftig jaar in het raamkozijn van die mevrouw gestaan. Dan worden ze ineens verhuisd naar een ander huis, en vervolgens door mij ook nog eens verplaatst. Dat kan eigenlijk niet. Met zulke oude planten moet je heel voorzichtig doen. Het was zo moeilijk! Ze reageren bijna niet, dus je weet ook niet of je het goed doet. Dan kun je nog zulke goede intenties hebben en er goed voor willen zorgen, maar dan kan het zijn dat ze toch dood gaan.’

Eigenaardige planten
‘Eén van de opvallendste planten die ik mee naar huis heb genomen, was een heel grote plant die aan het einde van de Westerstraat stond.  Hij had van die dunne stengels en lange bladeren en stond zonder pot tegen een lantarenpaal aangeleund. Heel zielig. Hij was enorm, maar ik heb hem toch in mijn mandje gedaan. Hij hing helemaal over me heen toen ik wegfietste. En toen riep iemand uit een raam: “fantastisch dat je dit doet!”. Die plant was zo bizar gegroeid dat ik ging denken: waar heeft ‘ie gestaan? En hoe hebben mensen voor hem gezorgd dat hij zó is geworden? Hij had een veel te klein potje gehad, want hij had alleen nog maar wortels, helemaal geen aarde meer. En hij was helemaal in elkaar gekronkeld. Als een plant gewoon de ruimte heeft gaat hij niet eerst omhoog en dan weer omlaag en opzij. Deze stengels waren helemaal door elkaar gekruld. Het was bijna een wezen. Er zat zo veel leven in, zo veel beweging, zo veel verhalen. Dat vind ik mooi aan het Plantenasiel: het zijn geen planten die je overal kunt kopen. Het zijn planten met een eigen verhaal.

‘Ik vind planten meestal niet zielig. Ik vind ze mooi, eigenaardig of fascinerend. In de winkel zien ze er allemaal hetzelfde uit, maar als je ze dan op verschillende plekken neerzet, worden het ook heel verschillende planten. Als je ze los laat, groeien ze allemaal anders. Het Plantenasiel begon wel met verwaarloosde planten, maar nu krijg ik juist ook vaak bericht van mensen die zó goed voor hun plant gezorgd hebben dat hij te groot geworden is voor het huis. Van mensen die gaan samenwonen, een kind krijgen, of naar een verzorgingstehuis moeten bijvoorbeeld. Nu ben ik dus niet veel meer bezig met opknappen van planten, maar zorg ik ervoor dat oude en bijzondere planten een nieuw huis krijgen. Zo gaat het om de liefde voor een plant – mensen reizen met een busje of auto naar een andere stad om daar een plant op te halen, sturen me foto’s – omdat ze het belangrijk vinden dat die plant goed wordt verzorgd. Ze vinden het niet erg dat die een beetje scheef is gegroeid, of een keer half dood is gegaan en weer tot leven is gekomen.’

Oude planten
‘Ik krijg soms telefoontjes van oudere mensen die hun planten willen afstaan. Soms ga ik dan op bezoek, en dan vertellen ze me waar de plant vandaan komt, waarom ze ervanaf willen, en dan volgt al snel hun hele levensverhaal. Dat vind ik echt heel leuk. Laatst was ik nog bij een mevrouw die van haar planten af moest omdat ze iets aan haar heup had. Daardoor had haar bed in de kamer gestaan, en als het nog een keer zou gebeuren, was het niet handig dat die plant daar dan stond. Eigenlijk was ze al haar spullen al een beetje aan het weggeven. Als ze dan dood zou gaan, hoefde niet iemand anders daarvoor te zorgen. Het schilderij en het kastje had ze al aan haar kleinzoon beloofd. Door zo’n verhaal krijgt een plant veel meer waarde. Het is een plant met een identiteit, die uit een huis komt waar van alles is gebeurd. Ik denk dat mensen ook beter voor een plant zorgen als ze het verhaal erachter kennen.’

‘Ik hou eigenlijk van allerlei verschillende manieren om verhalen te vertellen. Ik werk nu aan een boek over de planten van een mevrouw waarvan ik honderd planten heb gekregen. Maar ik wil ook dj worden: ik zoek muziek bij elkaar en dan wil ik een verhaal vertellen door dat op een bepaalde manier te mixen. En ik ben bezig met een idee voor een tv-serie. Het Plantenasiel gaat ook over verhalen, over avontuur en experiment, en dan kijken wat er gebeurt. Het is niet zwaar en moeilijk. Ik heb laatst ook een stukje van een cactus afgeknipt, gewoon om te kijken of er dan twee armpjes terug zouden groeien.’

Rachelle pakt een cactusje in de vorm van een molen met vier wieken van een plank. Uit de afgeknipte arm begint nu een donzig nieuw stukje cactus te groeien. ‘Kijk nou,’ zegt ze. ‘Dat witte pluisje!’